Prostaatkanker komt vaak voor. Als meer mannen in één familie prostaatkanker hebben, is dit meestal toeval. Soms is een erfelijke aanleg de oorzaak van prostaatkanker. Dat is bij ongeveer 1 op de 10 tot 20 mannen met prostaatkanker zo.
Erfelijke aanleg voor kanker
Kanker zelf is niet erfelijk, de aanleg voor kanker wel. Iemand met een erfelijke aanleg voor kanker loopt meer risico op het krijgen van een bepaalde soort kanker. Soms is er door erfelijke aanleg een hoger risico op meerdere soorten kanker. Een erfelijke aanleg kan van ouder op kind worden doorgegeven.
Bij een erfelijke aanleg gaat het om het doorgeven van een verandering in het erfelijk materiaal (DNA). Zo’n verandering heet ook wel een mutatie.
Bij ongeveer 5% van alle mensen met kanker speelt erfelijke aanleg een rol in het ontstaan van de ziekte. De precieze bijdrage van erfelijkheid aan het ontstaan van kanker verschilt per tumorsoort. Voor sommige tumorsoorten is de bijdrage kleiner dan 5%, bijvoorbeeld voor baarmoederkanker. Voor andere soorten is dit hoger: bij borstkanker bij mannen ontstaat dit bij wel 10% door erfelijke aanleg.
Bij onderzoek naar erfelijke aanleg voor kanker in een familie speelt verwantschap een rol. Verwantschap wil zeggen: wat de relatie tussen 2 familieleden is. Verwantschappen in een familie worden in kaart gebracht met een stamboom. Met deze stamboom kan stamboomonderzoek worden gedaan. Zo kan worden bepaald hoe groot de kans voor een familielid is op een erfelijke aanleg voor kanker. Dit heet een patroon van overerving.
Erfelijke aanleg voor prostaatkanker opsporen
Bij de diagnose prostaatkanker is er geen standaardtest om een erfelijke aanleg op te sporen. De meeste mannen krijgen prostaatkanker ook niet door erfelijkheid.
Om een erfelijke aanleg vast te stellen, wordt vooral gekeken of er prostaatkanker in de familie zit. Het moet dan gaan om:
- 3 of meer verwante familieleden met prostaatkanker. Verwant wil zeggen: met dezelfde voorouders, dus niet de schoonfamilie.
- 2 of meer eerstegraads of tweedegraads familieleden die prostaatkanker hebben gekregen voor hun 55e. Eerstegraads betekent: vader en zoon, of 2 broers. Tweedegraads: grootvader en kleinzoon.
- In 3 of meer generaties na elkaar hebben mannen prostaatkanker. Dat kan zowel in de familielijn van de vader, als van de moeder.
Er is dus een duidelijke erfelijke factor bij het ontstaan en ontwikkelen van prostaatkanker. Een familiegeschiedenis van prostaatkanker is de grootste risicofactor om als man zelf ook de ziekte te ontwikkelen.
Onderzoek naar genetische mutaties
De laatste tijd wordt veel onderzoek gedaan naar erfelijke genetische factoren die kunnen bijdragen aan het ontstaan van prostaatkanker. Zo is al aangetoond dat mutaties in het BCRA2 gen, dat een grote rol speelt bij het ontstaan van borstkanker bij vrouwen, ook een grotere kans op het ontwikkelen van prostaatkanker met zich meebrengt. Onderzoekers werken nu hard om de oorzakelijke relatie tussen deze en andere genetische mutaties en het ontstaan van prostaatkanker helder te krijgen.
Dit onderzoek is echter nog niet zo ver gevorderd dat een preventieve genetische test – zoals bij sommige borstkankers wel het geval is – voor prostaatkanker al ter beschikking is. Dit zal nog even op zich laten wachten. Zogenaamd “genomic testing” voor prostaatkanker is dus nog niet aan de orde. Simpelweg omdat er vooralsnog geen voldoende gevoelige test bestaat.
Eerder en vaker PSA waarde bepalen
Toch heeft de erfelijkheid van prostaatkanker voor de betroffen mannen wel gevolgen. Daar waar voor de algemene mannelijke bevolking het advies te geven is rond de leeftijd van 55 jaar een uitgangswaarde van PSA (Prostaat Specifiek Antigeen – een bloedtest die prostaatkanker mogelijk vroeg kan aantonen) te bepalen, dient dit bij familiair prostaatkanker 10 jaar eerder te gebeuren, dus rond de leeftijd van 45 jaar.
Als de eerste PSA test normaal is, dient deze pas na ten vroegste 5 jaar opnieuw herhaald te worden. Bij familiair prostaatkanker dient dit echter jaarlijks te gebeuren.
Geef een reactie